Ze haten je niet,
ze haten wat jij in hen spiegelt.
Wees eerlijk. Je hebt het gevoeld.
Je zei iets. Iets oprechts.
En ineens was je de vijand.
Niet omdat je schreeuwde.
Niet omdat je oordeelde.
Maar omdat je waarheid sprak.
Zacht. Stil. Duidelijk.
De ander trok zich terug.
Of beet van zich af.
Of draaide zich weg,
alsof jij ineens ‘anders’ was geworden.
Maar jij bent niet veranderd.
Jij bent alleen gestopt met meespelen.
Met knikken om erbij te horen.
Met jezelf inhouden
om het gezellig te houden.
En dat is het moment waarop het schuurt.
Niet bij jou. Bij hen.
Want jouw eerlijkheid
laat zien wat zij nog wegdrukken.
Jouw helderheid
belicht wat zij nog overschaduwen.
Jouw rust legt hun ruis bloot.
Ze haten je niet.
Ze haten het gevoel dat jij
in hen wakker maakt.
En dat is oké.
Het is niet jouw taak om hen te redden.
Jouw taak is: waarachtig zijn.
Jij hoeft niemand te overtuigen.
Jij hoeft alleen te blijven staan.
Want ooit, op een dag,
herinnert iemand zich
jouw rust in hun storm.
Jouw zachtheid in hun weerstand.
En dát zaadje… dat groeit. Stil. Onzichtbaar. Onmiskenbaar.

